zaterdag 8 november 2014

Sluiers

Kramen volgepakt met kleurrijke stoffen, geurende kruiden, kamelen, ezels, schapen, schreeuwende marktkramers: marktdag in Timboektoe. Door het opgewaaide rode woestijnstof hult het hele tafereel zich in een rozig waas. De grote moskee domineert de ene helft van het zon geblakerde plein met haar organisch gevormde adobemuren en haar torens doorpriemd met boomstammen.
Aan de overkant van het plein, onder de gestreepte luifel van een terras, zit een bebaarde westerling met de indigoblauwe tulband van de Toeareg. Alhoewel zijn koffiekopje bijna leeg is, maakt hij toch geen aanstalten om te vertrekken. Terwijl hij wacht, overdenkt hij de drie maanden die hij hier heeft gewerkt voor Artsen Zonder Grenzen. De eerste weken brachten hem van zijn stuk, overrompelden hem met de kracht van een vuistslag: Timboektoe, kruispunt van oude karavaanroutes, stoffig, gloeiend heet, smeltkroes. Nu, na drie maanden, groeit deze fascinerende plaats stilaan uit tot zijn thuis. Hij heeft vrienden gemaakt en nu doet een van die nieuwe vrienden beroep op hem. Hij leest de brief nog eens door, die hij vanmorgen ongefrankeerd in zijn brievenbus heeft gevonden.

Geachte vriend van Tina,
U kent me niet maar Tina spreekt zo dikwijls over uw engagement en medeleven, dat ik hoop dat u me kan en wil helpen.
Het is een lang verhaal dat twintig jaar geleden begon, toen zuster Clementina en ik als missiezusters naar hier kwamen om in het hospitaal van de missie te werken. Op een dag, een jaar of twee later, verzorgden we een jonge Malinese vrouw, die enkele maanden in het ziekenhuis heeft gelegen. Haar broer Sénou, kwam dagelijks op bezoek. We praatten heel wat af aan het ziekbed van Coura, zodat Sénou en ik een nauwe band smeedden. Hij was een vriendelijke, zachtaardige man die ik hoe langer hoe meer leerde waarderen tot ik op een dag besefte dat ik zoveel van hem hield, dat ik moest uittreden. Dat was geen gemakkelijke keuze, want als je kloosterlinge wordt, is dat een verbintenis voor het leven en die verbreek je niet zomaar omdat je verliefd wordt. Bovendien was en is Sénou een moslim, maar hij deed niet moeilijk en was niet fanatiek in zijn geloof.
Uiteindelijk trouwde ik met hem en na een jaar werd onze prachtige dochter, Isabelle, geboren. De eerste jaren van ons huwelijk waren als een sprookje voor mij, maar na de moeilijke geboorte van Isabelle kon ik geen kinderen meer krijgen en Sénou wou ook graag een zoon. Stilaan groeide er een afstand tussen ons. Mijn man kwam hoe langer hoe meer onder de invloed van radicale vrienden en hij zette mij onder druk om ook moslim te worden. Uiteindelijk bekeerde ik me met de illusie dat alles dan weer goed zou komen. Maar het kwam niet goed en ik ging meer en meer gesluierd door het leven. Sénou trouwde op aanraden van zijn vrienden met een tweede, een derde, een vierde vrouw in de hoop op een zoon. Alles slikte ik omdat ik nog altijd dol was op mijn man. Maar nu is de maat vol: het lijkt of ik niet meer voor hem besta, maar hij controleert alles wat ik doe. Ik loop de hele tijd gesluierd rond en ik mag alleen op straat als er een mannelijk familielid bij me is. En nu wil hij Isabelle op haar zeventiende uithuwelijken aan één van zijn vrienden. Ik wil met Isabelle naar Europa vluchten omdat ik haar een liefdeloos huwelijk met een oude man wil besparen.
Ik ben ten einde raad want mijn reispas is al lang niet meer geldig en Isabelle is nooit buiten Mali geweest. Mijn familie heeft met me gebroken toen ik met Sénou trouwde. Ik weet niet hoe ik het vliegtuig moet betalen. Er zijn duizend-en-een obstakels op mijn weg naar Europa, maar het MOET op een of andere manier lukken, voor het geluk van mijn kind.
Uw toegenegen Fatima (zuster Constance)

Van tussen het gewoel bemerkt hij de grijze sluier van zuster Clementina. Hij bestelt nog een koffie voor zichzelf en een muntthee voor de zuster.
Dag, Paul. Blij dat ik even met je kan praten” begroet ze hem. Tina gaat zitten, nipt voorzichtig aan de gloeiend hete thee.
Ik ben helemaal niet blij, Tina” zegt Paul, “weet jij iets over de brief die ik vanmorgen in de bus heb gevonden? Een brief van Fatima”
Nee, Paul, ik wist niet dat ze jou een brief zou schrijven. Ik heb haar over jou verteld, over het goede werk dat je al hebt gedaan, over je engagement om de mensen hier te helpen, over je medeleven. Je hebt het ziekenhuis op die korte tijd zo kordaat in handen genomen. Ik bewonder je organisatietalent, Paul.”
Dat kan wel zijn, Tina, maar door jouw verhalen aan Fatima, heb je mij in een moeilijk parket gebracht. Ze denkt dat ik zomaar even al die obstakels kan wegwerken. Ik ben hier amper drie maanden geleden aangekomen en begin nu pas echt te functioneren.”
Maar, Paul, ze lijdt hier echt onder. Ze is tot alles in staat om Isabelle hier vandaan te krijgen” probeert ze hem te overhalen.
Ik zie dit echt niet zitten, Tina. Ik ben geen ridder op een wit paard die op commando gesluierde ex-missiezusters komt redden. Ik ben hier om als dokter mijn werk te doen: mensen genezen en het ziekenhuis leiden. Daar heb ik werk genoeg mee”
Toe nu, Paul, ik ken niemand beter dan jij om dit tot een goed einde te brengen.” Ze dept haar ogen met een papieren zakdoekje. “Constance is mijn beste vriendin, ik wil haar helpen, maar ik kan dit niet alleen. Toe, nu Paul, help me om haar terug naar Europa te laten gaan” smeekt ze hem, haar ogen versluierd door nieuwe tranen.
En als er iets is waartegen Paul geen verhaal heeft: vrouwentranen!
Goed dan” geeft hij toe. “Ik help je.”
Paul, je bent een schat.” Dankbaar neemt Tina zijn handen in de hare en drukt er vlug een kus op. Haar ogen stralen als ze afscheid neemt.
Paul bestelt nog een koffie, ziet het grijs gesluierde hoofd van Tina in de drukte verdwijnen en heeft al spijt van zijn belofte. Waarom moet uitgerekend hij hier de held gaan uithangen?
Enkele weken later, ver na middernacht, wacht hij naast zijn zwarte terreinwagen op de vluchtelingen. Het is een inktzwarte maanloze nacht. Miljoenen sterren twinkelen rond de oplichtende sluier van de Melkweg.
Plots staan ze naast hem, twee mummieachtige figuren, onherkenbaar onder de zwarte sluiers die hun vlucht moeten verbergen.
Bagage?” vraagt hij. Ze stoppen hem twee kleine tassen in de handen en verdwijnen als bange muisjes op de achterbank van de auto. Tijdens de rit naar de ambassade zitten de twee vrouwen stilletjes bij mekaar, nog altijd gesluierd, alsof ze het niet vertrouwen.
De poort van de ambassade opent automatisch. Felle lampen flitsen aan en de vrouw van de ambassadeur komt persoonlijk naar hen toe op het bordes. Dan pas durven Constance en Isabelle hun sluiers losmaken. Paul kan zijn ogen niet geloven als Constance zich naar hem toe wendt en hij Stanske, het buurmeisje uit zijn jeugd herkent in het getaande, gerimpelde gezicht dat hem dankbaar aankijkt.
De volgende dag zit hij weer met zijn koffie op het terras op het plein en mijmert over de dolle sprongen die het lot soms maakt.
In de strakblauwe lucht trekt een vliegtuig een sluier van condens. Hij heft het kopje koffie in een stille groet. Het ga je goed Stanske. Blij dat ik je kon helpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten