Kramen
volgepakt met kleurrijke stoffen, geurende kruiden, kamelen, ezels,
schapen, schreeuwende marktkramers: marktdag in Timboektoe. Door het
opgewaaide rode woestijnstof hult het hele tafereel zich in een rozig
waas. De grote moskee domineert de ene helft van het zon geblakerde
plein met haar organisch gevormde adobemuren en haar torens
doorpriemd met boomstammen.
Aan
de overkant van het plein, onder de gestreepte luifel van een terras,
zit een bebaarde westerling met de indigoblauwe tulband van de
Toeareg. Alhoewel zijn koffiekopje bijna leeg is, maakt hij toch
geen aanstalten om te vertrekken. Terwijl hij wacht, overdenkt hij
de drie maanden die hij hier heeft gewerkt voor Artsen Zonder
Grenzen. De eerste weken brachten hem van zijn stuk, overrompelden
hem met de kracht van een vuistslag: Timboektoe, kruispunt van oude
karavaanroutes, stoffig, gloeiend heet, smeltkroes. Nu, na drie
maanden, groeit deze fascinerende plaats stilaan uit tot zijn thuis.
Hij heeft vrienden gemaakt en nu doet een van die nieuwe vrienden
beroep op hem. Hij leest de brief nog eens door, die hij vanmorgen
ongefrankeerd in zijn brievenbus heeft gevonden.
Geachte
vriend van Tina,
U
kent me niet maar Tina spreekt zo dikwijls over uw engagement en
medeleven, dat ik hoop dat u me kan en wil helpen.
Het
is een lang verhaal dat twintig jaar geleden begon, toen zuster
Clementina en ik als missiezusters naar hier kwamen om in het
hospitaal van de missie te werken. Op een dag, een jaar of twee
later, verzorgden we een jonge Malinese vrouw, die enkele maanden in
het ziekenhuis heeft gelegen. Haar broer Sénou, kwam dagelijks op
bezoek. We praatten heel wat af aan het ziekbed van Coura, zodat
Sénou en ik een nauwe band smeedden. Hij was een vriendelijke,
zachtaardige man die ik hoe langer hoe meer leerde waarderen tot ik
op een dag besefte dat ik zoveel van hem hield, dat ik moest
uittreden. Dat was geen gemakkelijke keuze, want als je kloosterlinge
wordt, is dat een verbintenis voor het leven en die verbreek je niet
zomaar omdat je verliefd wordt. Bovendien was en is Sénou een
moslim, maar hij deed niet moeilijk en was niet fanatiek in zijn
geloof.
Uiteindelijk
trouwde ik met hem en na een jaar werd onze prachtige dochter,
Isabelle, geboren. De eerste jaren van ons huwelijk waren als een
sprookje voor mij, maar na de moeilijke geboorte van Isabelle kon ik
geen kinderen meer krijgen en Sénou wou ook graag een zoon. Stilaan
groeide er een afstand tussen ons. Mijn man kwam hoe langer hoe meer
onder de invloed van radicale vrienden en hij zette mij onder druk om
ook moslim te worden. Uiteindelijk bekeerde ik me met de illusie dat
alles dan weer goed zou komen. Maar het kwam niet goed en ik ging
meer en meer gesluierd door het leven. Sénou trouwde op aanraden van
zijn vrienden met een tweede, een derde, een vierde vrouw in de hoop
op een zoon. Alles slikte ik omdat ik nog altijd dol was op mijn
man. Maar nu is de maat vol: het lijkt of ik niet meer voor hem
besta, maar hij controleert alles wat ik doe. Ik loop de hele tijd
gesluierd rond en ik mag alleen op straat als er een mannelijk
familielid bij me is. En nu wil hij Isabelle op haar zeventiende
uithuwelijken aan één van zijn vrienden. Ik wil met Isabelle naar
Europa vluchten omdat ik haar een liefdeloos huwelijk met een oude
man wil besparen.
Ik
ben ten einde raad want mijn reispas is al lang niet meer geldig en
Isabelle is nooit buiten Mali geweest. Mijn familie heeft met me
gebroken toen ik met Sénou trouwde. Ik weet niet hoe ik het
vliegtuig moet betalen. Er zijn duizend-en-een obstakels op mijn weg
naar Europa, maar het MOET op een of andere manier lukken, voor het
geluk van mijn kind.
Uw
toegenegen Fatima (zuster Constance)
Van
tussen het gewoel bemerkt hij de grijze sluier van zuster Clementina.
Hij bestelt nog een koffie voor zichzelf en een muntthee voor de
zuster.
“Dag,
Paul. Blij dat ik even met je kan praten” begroet ze hem. Tina
gaat zitten, nipt voorzichtig aan de gloeiend hete thee.
“Ik
ben helemaal niet blij, Tina” zegt Paul, “weet jij iets over de
brief die ik vanmorgen in de bus heb gevonden? Een brief van Fatima”
“Nee,
Paul, ik wist niet dat ze jou een brief zou schrijven. Ik heb haar
over jou verteld, over het goede werk dat je al hebt gedaan, over je
engagement om de mensen hier te helpen, over je medeleven. Je hebt
het ziekenhuis op die korte tijd zo kordaat in handen genomen. Ik
bewonder je organisatietalent, Paul.”
“Dat
kan wel zijn, Tina, maar door jouw verhalen aan Fatima, heb je mij in
een moeilijk parket gebracht. Ze denkt dat ik zomaar even al die
obstakels kan wegwerken. Ik ben hier amper drie maanden geleden
aangekomen en begin nu pas echt te functioneren.”
“Maar,
Paul, ze lijdt hier echt onder. Ze is tot alles in staat om Isabelle
hier vandaan te krijgen” probeert ze hem te overhalen.
“Ik
zie dit echt niet zitten, Tina. Ik ben geen ridder op een wit paard
die op commando gesluierde ex-missiezusters komt redden. Ik ben hier
om als dokter mijn werk te doen: mensen genezen en het ziekenhuis
leiden. Daar heb ik werk genoeg mee”
“Toe
nu, Paul, ik ken niemand beter dan jij om dit tot een goed einde te
brengen.” Ze dept haar ogen met een papieren zakdoekje.
“Constance is mijn beste vriendin, ik wil haar helpen, maar ik kan
dit niet alleen. Toe, nu Paul, help me om haar terug naar Europa te
laten gaan” smeekt ze hem, haar ogen versluierd door nieuwe tranen.
En
als er iets is waartegen Paul geen verhaal heeft: vrouwentranen!
“Goed
dan” geeft hij toe. “Ik help je.”
“Paul,
je bent een schat.” Dankbaar neemt Tina zijn handen in de hare en
drukt er vlug een kus op. Haar ogen stralen als ze afscheid neemt.
Paul
bestelt nog een koffie, ziet het grijs gesluierde hoofd van Tina in
de drukte verdwijnen en heeft al spijt van zijn belofte. Waarom moet
uitgerekend hij hier de held gaan uithangen?
Enkele
weken later, ver na middernacht, wacht hij naast zijn zwarte
terreinwagen op de vluchtelingen. Het is een inktzwarte maanloze
nacht. Miljoenen sterren twinkelen rond de oplichtende sluier van de
Melkweg.
Plots
staan ze naast hem, twee mummieachtige figuren, onherkenbaar onder de
zwarte sluiers die hun vlucht moeten verbergen.
“Bagage?”
vraagt hij. Ze stoppen hem twee kleine tassen in de handen en
verdwijnen als bange muisjes op de achterbank van de auto. Tijdens
de rit naar de ambassade zitten de twee vrouwen stilletjes bij
mekaar, nog altijd gesluierd, alsof ze het niet vertrouwen.
De
poort van de ambassade opent automatisch. Felle lampen flitsen aan
en de vrouw van de ambassadeur komt persoonlijk naar hen toe op het
bordes. Dan pas durven Constance en Isabelle hun sluiers losmaken.
Paul kan zijn ogen niet geloven als Constance zich naar hem toe wendt
en hij Stanske, het buurmeisje uit zijn jeugd herkent in het
getaande, gerimpelde gezicht dat hem dankbaar aankijkt.
De
volgende dag zit hij weer met zijn koffie op het terras op het plein
en mijmert over de dolle sprongen die het lot soms maakt.
In
de strakblauwe lucht trekt een vliegtuig een sluier van condens. Hij
heft het kopje koffie in een stille groet. Het ga je goed Stanske.
Blij dat ik je kon helpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten