Ik,
als westerse reiziger, wil ontsnappen aan de eeuwige ratrace en de
betonnen muren om me heen als ik een land als Mongolië bezoek.
Hoever moet je gaan om onze beschaving te ontvluchten?
Ulaanbaatar,
komt net tot leven als het internationale gezelschap waarmee ik naar
de Gobiwoestijn afreis, met slaapogen uit het hotel aan het eind van
de wereld druppelt. Minnie Ho uit Hong Kong staat fanatiek op haar
GSM te tokkelen terwijl wij de bagage naar buiten brengen. We reizen
in een bizar grijs busje van oerdegelijke Russische makelij, hoog op
de wielen, zes zitplaatsen en een kleine bagageruimte; de jerrycans
met water en benzine, de tenten en al het kampeergerei moeten op het
dak. Het duurt even voor alle passagiers, tolk en chauffeurs hun
plaats hebben gevonden. Frisse slierten ochtendnevel zijn de voorbode
van een bloedhete dag.
Eindelijk
is het zover. Op weg naar de Gobi, waar Marco Polo zijn middeleeuwse
avonturen beleefde, waar de zijdehandelaars doorheen trokken om het
gulzige antieke Rome van luxe stoffen te voorzien, waar Dzjengis Khan
en zijn horden heersten. Ik heb iets met woestijnen en de Gobi
spreekt het meest tot mijn verbeelding.
Aan de
rand van de stad gaat het asfalt onherroepelijk over in zand. De
Mongoolse chauffeur oriënteert zich feilloos in een eindeloze vlakte
die ons naar de prehistorie katapulteert. Dieren, veel dieren, de
meeste ongetemd, kleine, vinnige paarden, schapen, geiten, kamelen,
jaks migreren gestaag, niet beperkt door omheiningen. Dit is een land
zonder grenzen, groots onder het helblauwe Gewelf, dat de Mongolen
als een van hun goden beschouwen. Geen enkele moderne dissonant
onderbreekt het landschap: geen gebouwen, geen telefoon- of
elektriciteitspalen, geen wegen of
wat ook waar de mens de hand
in gehad heeft.
Tegen
de middag steekt een stevige wind op. Zand dat hier nog half bedekt
wordt door het gras, stuift op in mini tornado's, die een venijnige
aanval uitvoeren op mijn ogen, mijn neus, mijn mond. In open lucht
eten is onmogelijk. We stoppen bij een tent, de tolk stapt uit en
praat met een vrouw. Even later kunnen we binnen eten. In deze barre
contreien gebiedt de gastvrijheid dat een reiziger te allen tijde
onderdak kan vragen en krijgen. Een tolk is echt geen overbodige
luxe, want de nomaden kennen alleen Mongools. Stel je even voor dat
in België een bus Japanse toeristen voor je deur stopt, aanbelt en
vraagt om te mogen lunchen. Ik voel me ongemakkelijk terwijl wij ons
installeren op de brede, comfortabele bedbanken en de familie plaats
maakt voor ons gezelschap. De steunpalen en het meubilair zijn
traditioneel oranje gekleurd ter ere van de Zon. Minnie Ho tikt op
de toetsen van haar GSM en is hoogst verbaasd als het ding niet tot
leven komt. Wanneer we opstappen geven we onze overgebleven
boterhammen aan de vriendelijke familie. Wellicht zullen ze
maandenlang over ons bezoek vertellen aan hun familie en vrienden.
Naarmate
we verder naar het zuiden rijden, maakt de steppe plaats voor de
echte woestijn. De meertjes worden kleiner en minder talrijk. Het is
laat in de lente en er is na het afsmelten van de sneeuw, nog vocht
genoeg in de bodem om heel de woestijn te bedekken met een orgie van
bloemen, een korte periode van fertiliteit in een, voor de rest van
het jaar, onvruchtbaar land. Zo ver het oog reikt is de
woestijn paars gekleurd door de kleine inheemse versie van de iris.
Tegen
zonsondergang bereiken we de kampplaats. Gelukkig hebben we
iglotenten bij die zich bijna automatisch opzetten. In het
halfduister bereiden we een maaltijd die de eerstvolgende dagen niet
veel variatie zal vertonen, hooguit een andere combinatie van
schapenvlees, wortelen, uien en aardappelen. Wat een contrast met de
oneindige variatie in onze supermarkten.
Ik
ervaar aan den lijve het eentonige leven van de Mongool. Ze drinken
airag, gefermenteerde en dus alcoholische paardenmelk, en wodka die
hen helpen om de verveling en het keiharde bestaan te vergeten.
Tussen ijzige poolwinden in de winter en vuurhete zandstormen in de
zomer balanceert hun nomadenbestaan. Ik ervaar alleen de
onweerstaanbare aantrekkingskracht van dit machtige natuurland.
Nog
even plassen voor ik de tent induik. In het duister ben ik al na
honderd meter uit het zicht verdwenen van de drinkende en zingende
kring rond het vuur. Enkele uren vroeger, in helder daglicht, was er
niets om me te verschuilen: de plantengroei hoogstens enkeldiep en
rotspartijen vond ik er ook niet. Alleen afstand gaf hoop op enige
privacy, tot er enkele Mongolen op hun paarden opdoken aan de
horizon. Zij zagen mij hurken tussen de irissen en wijzigden hun
parcours zodat ze, volgens hun etiquette, voldoende ver uit mijn
buurt bleven om me onzichtbaar te kunnen verklaren. Ik zat daar,
gegeneerd, tussen de bloemen, met het zakje voor het toiletpapier in
een hand, de rol in de andere.
De
volgende dag kondigt zich aan in zinderende kleuren: een rijzende
Zon, die het Gewelf penseelt in alle kleuren van de regenboog. Voor
ik met mijn slaapogen kan knipperen baadt de purperen vlakte in
gouden licht, overkoepeld met egaal helder blauw.
Er is
geen water om me te wassen, laat staan een douche! De aanwijzingen
voor het vertrek indachtig, heb ik enkele pakken vochtige doekjes
voor babybilletjes meegebracht Mijn handen ontsmet ik met gel, mijn
tanden poets ik met tandpasta op zoutbasis. Doekjes, toiletpapier,
alle afval die na vertrek op onze aanwezigheid zou kunnen duiden,
nemen we mee. Dit is een ecologische reis.
Zonder
enige aanwijzing, ergens in deze eindeloze vlakte, opent zich aan
onze voeten een kloof met zicht op Jurassic Park. Mijn fantasie over
brontosaurussen die in kuddes door dit land trekken is niet zo gek.
Hoewel goed verborgen vonden ondernemende archeologen in deze
godvergeten plaats de overblijfselen van allerlei sauriërs, die in
de toen aanwezige moerassen zijn verdronken. De plaats heeft zelfs
een museum. Daar vind ik naast enkele glazen kasten met plaatselijke
flora en fauna, een opstelling over de dinosauriërs met versteende
eieren en fragmenten van enorme skeletten. We naderen de zandduinen
van de Gobi, ooit de paradijselijke stranden van een enorme
binnenzee, de biotoop van de levende exemplaren uit het museum.
We
racen in sneltreinvaart over de egaal gladde zandpiste recht naar ons
doel. Door de bestofte voorruit van het busje zie ik hoe zich in de
verte een gelige streep aftekent, daar waar blauw en paars elkaar
raken. De race wordt afgeremd door slome kuddes kamelen die op hun
hoge poten ronddwalen in de hete leegte. Langzaam krijgt de streep
meer vorm en begint ze te schitteren in de felle middagzon, tot ze
wordt omgetoverd tot zandduinen van wel achthonderd meter hoog. In de
plaatselijke taal heten ze de zingende duinen. Marco Polo heeft hun
lied gehoord en vermeld in zijn kronieken. Wij moeten het stellen
zonder muziek.
Zodra
het busje stopt, klap ik mijn tent uit en hoop op het rulle zand een
zachter bed te vinden dan op de keiharde verdroogde modder van de
vorige kampplaats.
Het is
nog vroeg genoeg om nog even de duinen te verkennen en vooral om als
een klein kind naar beneden te glijden op een van de afvalzakken, die
we in ruime voorraad bij ons hebben. Het is laat in de namiddag en de
wit-gele schittering van het zand lost op in roze en rood. Ik ploeter
naar boven, mijn voeten zinken bij elke stap volledig weg in het
zand. Het zweet gutst van mijn lijf, ik klauw met mijn handen op zoek
naar steun. Ik wil daarboven staan en het zicht op het zandgebergte
op me laten inwerken. De kracht van de zon begint te tanen, de
schaduwen worden dieper, het klimmen wordt gemakkelijker. Eens ik
boven aankom, tekent zich een onwaarschijnlijk, surrealistisch
landschap voor mij af: rode bergen gescheiden door bijna zwarte
dalen, erboven het Gewelf dat naar paars begint te neigen.
Ik
keer me om, realiseer me dan dat ik lijd aan hoogtevrees, heel erge
hoogtevrees en onder mij gaapt de leegte. De afvalzak hangt nutteloos
aan mijn rugzak en ik versteen ter plaatse. Alleen de rustige stem
van mijn vriendin kan me naar beneden praten. Met oneindig geduld
leidt ze me de lange, lange weg terug, terwijl de anderen vrolijk op
hun afvalzak naar beneden suizen.
Beneden
wacht alweer een maaltijd van schapenvlees, uien, wortelen en
aardappelen.
Als ik
voor dag en dauw mijn hoofd naar buiten steek, staat een harige
kamelenpoot op enkele centimeters van mijn neus. Iets verder zie ik
dat een hele kudde kamelen het tentenkamp zonder slag of stoot heeft
veroverd. De chauffeurs, die ondertussen ook wakker zijn, hebben
weinig mededogen met de beesten en verjagen ze meteen met flink wat
kabaal en wapperende handen. Stoïcijns hobbelen de kamelen weg naar
rustiger oorden.
We
reizen af naar Bulgan, een nederzetting in niemandsland. Zodra ik het
dorp aan de horizon zie opdoemen, fladderen plastieken vlinders, wit,
groen, geel, blauw tussen de irissen. De kleurrijke winkelzakjes van
de lokale handelaars plaatsen een bom onder de gedachte dat dit een
prehistorisch land zou zijn. Zelfs tot hier dringt onze maatschappij
van plastiek door.
De
nederzetting bestaat uit houten huizen aan zandige landwegen met
centraal gelegen enkele duistere winkeltjes en een markt. Ook hier
vervliegt de illusie van een ongerept land. De markt is opgebouwd
met muren van roestige, afgedankte containers vol tweedehandskleren,
-schoenen en -gereedschap en plastiek, veel plastiek. In het midden
op wankele houten kraampjes of op zeildoek op de grond: aardappelen,
uien, wortelen. Vlees en zuivel vinden we in de winkels in
koelkasten, al is het niet helemaal zeker dat die ook koelen. In het
dorp zie ik dat de moderne techniek hier toch is doorgedrongen:
verhakkelde vrachtwagens, blinkende zware motoren, zonnepanelen,
schotelantennes. Minnie Ho hoopt hier, in het midden van de
'beschaving' op connectie met de buitenwereld. Even komt er leven in
het toestel tot het begint te knarsen als de roestige deuren van de
containers en de verbinding weer wegvalt.
We
brengen een bezoek aan de burgemeester, een visionair met meerdere
universitaire titels. Hij heeft ervoor gekozen om terug te keren
naar zijn dorp om daar verschillende ecologische teeltmethodes te
testen. Hij heeft hiermee zo'n succes dat hij van de overschotten,
die hij zelf niet gebruikt, conserven kan maken. Hij geeft zijn
kennis over de beproefde methodes door aan familie, vrienden en buren
die hierdoor grotere oogsten kunnen binnenhalen van andere groenten
dan aardappelen, uien en wortelen.
Toch
ben ik na het bezoek een illusie armer. Zelfs aan het eind van de
beschaving vind je nog altijd haar uitwassen. Hoe lang duurt het nog
voor de oergrond ook hier met beton is overgoten?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten